Draden maken deel uit van ons dagelijks leven. Onze sjaals zijn ervan gebreid, kledingstukken en interieurstoffen zijn ervan geweven, gehaakt of gebreid en wij gebruiken ze om dingen vast te binden. Maar hoe zou je een draad omschrijven? Als je erover na gaat denken blijkt die vraag niet zo eenvoudig te beantwoorden. Wanneer je schrijft over textiel is het echter belangrijk om te weten waarover je schrijft en basiskennis te verwerven over vezels, draden, stoffen en technieken. Daarom organiseerde ik een kleine workshop over draden voor mede-promovendi, die gebaseerd was op wat ik leerde tijdens de intensieve textielcursus van het Textile Research Centre in Leiden.
Ik begon met het stellen van de centrale vraag van de workshop: wat is een draad? Na wat voorzichtige antwoorden – “Een draad is gesponnen”, “Hij is langer dan dat hij dik is” – bestudeerden wij de wijze waarop draden gesponnen waren. Draden kunnen zowel met de klok mee (z-spun) en tegen de klok in (s-spun) als helemaal niet (I) gesponnen worden. Bovendien kan datgene dat er van de buitenkant uitziet als één draad uit meerdere draden bestaan, die verstrengeld zijn tot één. Daarom haalden wij draden uit elkaar en bekeken wij ze door een textielloep om beter te kunnen begrijpen hoe een draad is opgebouwd.
Nu wij wisten hoe een draad in elkaar zat gingen we terug naar het ontstaan van de draad. Waarvan was de draad gemaakt? En op welke wijze? Om die vragen te kunnen beantwoorden moesten wij terug naar de basis van de draad. Textiel kan gemaakt worden van talloze vezels, gemaakt van dierlijke, plantaardige of synthetische producten. Die zijn te identificeren door te kijken, te ruiken, te voelen, te luisteren, ze te verbranden en onder de microscoop te leggen. Tijdens de cursus in Leiden besteedden we maar liefst een hele dag aan dit onderwerp, maar ik hield het simpel en gaf de deelnemers slechts twee soorten vezels, namelijk wol en katoen, zodat zij die met elkaar konden vergelijken.
Daarna was het tijd voor de volgende stap in het productieproces: het prepareren van de wol. Dat kan op twee manieren, namelijk door te kammen en te kaarden. Ik liet zien dat Eise Eisinga ook wolkammer was en dat in zijn beroemde planetarium, dat tegenwoordig een museum is, ook een ruimte is ingericht over dat onderwerp. Bovendien liet ik de deelnemers aan de workshop zelf een poging wagen tot het kaarden van de wol, zodat zij konden ervaren hoe de techniek werkte. Het werken met historische technieken kan namelijk leiden tot een nieuwe interpretatie van de bronnen, zoals ook bleek uit de lezing van Rina Knoeff tijdens de Summer School ‘Things that Matter’.
Tenslotte eindigde de workshop met de wijze waarop de wol tot een draad verwerkt werd. Iedereen wist dat draden gemaakt worden door wol te spinnen, maar dat daarvoor verschillende gereedschappen gebruikt kunnen worden was niet bij iedereen bekend. Het spinnewiel bleek het standaard antwoord op de vraag waarmee je kunt spinnen. Dat je ook een spindle wheel of een drop spindle, en zelfs een steen, een twijgje of een lege wc-rol kunt gebruiken was voor velen iets nieuws.
Echt spinnen vergt nog enige oefening, ook voor mij, maar dat is wellicht iets voor een volgende workshop. Het geven van workshops is namelijk iets wat ik in de toekomst vaker wil gaan doen. Niet alleen is het voor wetenschappers belangrijk te weten waarover zij schrijven, in mijn ogen kan kennis van textiel ook bijdragen aan een herwaardering van stoffen en kwaliteit. Door mensen te leren hoe hun kleding gemaakt wordt hoop ik dat zij kleding niet langer als een massaproduct zien, dat zij bewust worden van de herkomst ervan en het daardoor minder snel weggooien. Bovendien is het gewoon ontzettend leuk om te doen. Hou deze site in de gaten voor meer informatie over toekomstige workshops!