In 2017 is het honderd jaar geleden dat jonkvrouw Carla de Jonge (1886-1972) in dienst kwam bij het Centraal Museum in Utrecht. Dat was voor het museum aanleiding tot reflectie op de wijze waarop de modecollectie tot stand was gekomen. Het resultaat van deze terugblik is de tentoonstelling Uit de mode, waarin de eigen modecollectie van het Centraal Museum centraal staat.

Uit de mode - Centraal Museum

Carla de Jonge stond namelijk aan de basis van deze collectie, die zij dankzij haar contacten in de gegoede kringen wist uit de breiden. ´Het is toch altijd veel aardiger dat de oude costuums goed opgesteld in een museum te zien zijn, dan dat ze geheel vergeten in een kamferkist liggen,´ was een uitspraak van haar. Ook was zij in 1936 verantwoordelijk voor de uiterst succesvolle tentoonstelling Het Costuum onzer Voorouders. Niet alleen trokken de modeshows die zij ter gelegenheid van deze tentoonstelling organiseerden massa´s toeschouwers, ook vormde de tentoonstelling een belangrijke impuls voor kostuumgeschiedenis in Nederland.

De conservatoren die De Jonge opvolgden konden voortbouwen op de door haar gelegde basis en er verdieping in aanbrengen. Tegenwoordig ligt het accent meer op experimentele en grensoverschrijdende mode en is de modecollectie met circa 10.000 objecten van internationale betekenis.

Een kijkje achter de schermen

In de tentoonstelling zijn zowel oude als nieuwe kledingstukken uit de collectie te zien. Zij zijn niet chronologisch geordend, waardoor spannende contrasten en verbanden ontstaan. Zo wordt een modern ontwerp van Iris van Herpen getoond naast een laat negentiende-eeuws capeje. ‘Foamboy’ van Niek Pulles uit 2014 naast een vrij onopvallende japon uit het begin van de twintigste eeuw geplaatst. De tentoonstelling laat ook overeenkomsten zien tussen vroeger en nu. Een blouse met enorm hoge schouders van Mattijs van Bergen uit de collectie blanco uit 2009-2010 sluit bijvoorbeeld bijna naadloos aan bij een negentiende-eeuwse japon met schapenboutmouwen.

Wat de tentoonstelling echter vooral duidelijk maakt is wat er komt kijken bij het werk van een conservator mode en textiel. Uit de mode gaat niet alleen over collectievorming, maar ook over mannequinage (het aankleden van paspoppen) en conservering. In de tentoonstelling zijn namelijk ook ‘overleden’ kledingstukken te zien, die min of meer in hun grafkist te zien zijn, omdat zij te kwetsbaar zijn om op pop te tonen. Bovendien kunnen bezoekers zelf ervaren hoe moeilijk het kan zijn om een paspop in historische kleding te hullen en er worden kledingstukken op zaal gerestaureerd. Op deze wijze biedt het Centraal Museum een interessant kijkje achter de schermen van de modecollectie.

Hirsch en Schüler

Een paarse fluwelen japon met schapenboutmouwen van Hirsch uit 1893, die vorig jaar nog was te zien tijdens de tentoonstelling Catwalk in het Rijksmuseum, is ook te bewonderen in het Centraal Museum. Daarover schreef ik eerder al eens een blogpost.

Schüler - Uit de mode - Centraal Museum

Nu wil ik liever iets vertellen over een driedelige japon van Maison Schüler die momenteel ook getoond wordt in Uit de mode. Het gaat om een driedelige lichtroze of lila japon (circa 1902) van chiffon, taftzijde, kant, gouddraad en metaal en bestaande uit een rok, lijfje met decolleté – bedoeld voor de avonden – en een hooggesloten lijfje voor overdag. In de tentoonstelling is de japon te zien met het lijfje met decolleté, omdat het hooggesloten lijfje in minder goede conditie verkeerde. Dat wordt liggend naast de japon getoond. In de catalogus valt te lezen dat het één van de kledingstukken is die tijdens de tentoonstelling op zaal wordt gerestaureerd.

Dat er nog meer onderzoek nodig is naar Nederlandse modehuizen bleek echter wel uit de fouten in de tekst op zowel het bordje in de tentoonstelling als in de catalogus. Daarin stond onder andere dat Schüler & Cie opgericht werd in Den Haag, dat Selma Wittgenstein afkomstig was uit Nederland en dat haar nicht Sally Berg de oprichtster was van het chique modehuis Hirsch & Cie. Natuurlijk, ieder mens maakt fouten – ik ook – maar dit zijn iets teveel feitelijke foutjes, die met iets meer onderzoek gemakkelijk voorkomen hadden kunnen worden.

Een zeer kleine geschiedenis van Schüler & Cie

Hoe zat het dan wel? Maison Schüler werd opgericht door Willy Schüler en zijn echtgenote Selma Wittgenstein. Zij kwamen van oorsprong uit respectievelijk Erwitte en Warburg in het Duitse Westfalen. Zij leerden elkaar kennen bij Hirsch & Cie Bruxelles, waar Schüler en Wittgenstein op jonge leeftijd in de leer gingen. In Brussel maakten zij deel uit van de kring rondom Sylvain Kahn en Sally Berg, de latere oprichters van Hirsch & Cie Amsterdam.[1] Berg was een oom én neef van Selma Wittgenstein en na de opening van de Amsterdamse vestiging van Hirsch in 1882 zetten Schüler en Wittgenstein hun leertijd voort in de Nederlandse hoofdstad.

In 1884 begonnen Willy Schüler en Selma Wittgenstein hun eigen zaak in haute couture. Met behulp van Hirsch & Cie Amsterdam openden zij Schüler & Cie in Plan C, een groot Jugendstilgebouw in Rotterdam. Net als Hirsch richtte Schüler zich op de elite van Nederland. Tot de clientèle behoorden onder andere Helene Krüller-Müller en koningin Wilhelmina, Nederlandse aristocraten, echtgenotes van grootindustriëlen, het corps diplomatique en bankiers en leden uit de hofhouding. Omdat veel klanten Rotterdam verlieten om in Den Haag of Wassenaar te gaan wonen besloot Schüler ook een filiaal te openen in Den Haag. Als gevolg van de economische crisis sloot Schüler de deuren in de jaren dertig.

Ook mijn kennis over Schüler is beperkt en is gebaseerd op wat ik ben tegengekomen tijdens mijn onderzoek naar Hirsch. Het zou mooi zijn als er in de toekomst meer en uitgebreider onderzoek gedaan kan worden naar (oude) modehuizen in Nederland. Zij hebben wel degelijk een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de mode in Nederland en verdienen het om niet vergeten te worden.

[1] Jaap Schuler, Herinneringen. Opgeschreven voor mijn kinderen (z.p. 2011) 16-17.

Share