Op 25 april j.l. werd in het Vredespaleis in Den Haag een buste onthuld van Aletta Jacobs (1854-1929), die niet alleen de eerste vrouwelijke student en arts in Nederland was en streed voor vrouwenkiesrecht, maar ook een belangrijke rol speelde in de internationale vrouwenvredesbeweging. Zo was zij, samen met andere Nederlandse feministen zoals Rosa Manus (1881-1943), één van de organisatoren van het Internationaal Congres van Vrouwen, dat tussen 28 april en 2 mei 1915 plaatsvond in Den Haag. Naar aanleiding van de honderdste verjaardag van dat congres organiseerde de Rijksuniversiteit Groningen op 30 april j.l. een workshop over Politics and pleasure of women’s dress in the Age of Historical Feminism, waarbij vooral werd gekeken naar de betekenis van de kleding die de eerste golf feministen droegen.

Dat er een verband bestond tussen de feministen van de tweede golf en een revolutie in kleding is duidelijk. Vrouwen verbrandden bh’s, kozen voor tuinbroeken en tweedehands kleding en knipten hun haren kort om hun politieke identiteit kracht bij te zetten. De link tussen kleding en de feministen die aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw actief waren is op het eerste gezicht minder evident. Zij werden weliswaar geassocieerd met reformkleding, maar niet alle feministen kozen ervoor het korset af te zweren. Op welke wijze maakten de feministen van de eerste golf gebruik van kleding, accessoires en uiterlijk om hun politieke standpunten kracht bij te zetten?

Amerikaanse delegatie Internationaal Congres voor Vrouwen 1915 workshop
Amerikaanse delegatie voor het Internationaal Congres van Vrouwen in Den Haag, 1915.

Rosa Genoni

Eugenia Paulicelli, professor aan Queen’s College in New York, beet het spits af met een key lecture over Rosa Genoni (1867-1954), een Italiaanse feministe en mode-ontwerpster, bij wie politiek en mode hand in hand gingen. Aan het begin van de twintigste eeuw ontbrak een collectieve nationale identiteit op het gebied van zowel de mode als de politiek in het jonge Italië, dat pas sinds 1861 bestond. Rosa Genoni pleitte daarom in meerdere artikelen[1] voor een eigen Italiaanse mode, die een bijdrage zou kunnen leveren aan de creatie van een politieke en economische Italiaanse identiteit.

Volgens Genoni vormde de mode- en textielindustrie, waarin vele vrouwen werkzaam waren, het hart van de politieke, technologische, sociale en culturele veranderingen die de moderne tijd met zich meebracht. Mode stond niet op zichzelf, maar was verbonden met politieke en economische identiteit, individualiteit en intellectualiteit. Bovendien was Genoni van mening dat feminisme en mode samen moesten gaan. Naaien maakte deel uit van de opvoeding en vormde voor vrouwen die wilden werken de mogelijkheid om zelfstandig te worden. Bovendien was mode belangrijk voor feministen omdat het hen persoonlijke waardigheid gaf, zoals de Amerikaanse historica Nan Enstad schreef: “Working women proudly declared themselves ladies when they dressed high.”[2]

Aandacht voor accessoires

Zo’n sterke verbondenheid tussen mode en politiek als bij Genoni was uitzonderlijk, maar ook bij de andere feministen waarvan wij tijdens de workshop foto’s bespraken zagen wij een verband tussen vorm en inhoud. Reformkleding zagen wij slechts in enkele gevallen, maar er was des te meer aandacht voor accessoires zoals kettinghorloges of boeken. Rosika Schwimmer (1877-1948) droeg zelfs niet alleen een bril op haar neus, maar had ook een lorgnet in haar handen! Ook houding speelde een belangrijke rol in het uitdragen van een (politieke) boodschap: veel vrouwen lieten zich op krachtige wijze of redevoerend fotograferen.

Aletta Jacobs, over wie haar biografe Mineke Bosch sprak, zat daarentegen vaak achterover geleund in een stoel, haar armen rustend op de armleuningen. Dit deed zij waarschijnlijk vanwege haar geringe lengte, maar het gaf haar tegelijkertijd een mannelijke en krachtige uitstraling. Jacobs leek qua mode mee te gaan met haar tijd, maar viel desondanks altijd op in de groepen waarin zij zich bevond, doordat zij zich anders kleedde dan de rest van het gezelschap. Wanneer niemand een hoed droeg bedekte zij haar hoofd wel en als iedereen lichte kleding aan had droeg zij een donkere japon. Deed zij dit bewust of onbewust?

Johanna Westerdijk workshop politics and pleasure of women's dress

Johanna Westerdijk

Ook Johanna Westerdijk (1883-1961), de eerste vrouwelijke hoogleraar in Nederland, leek zich bewust van het feit dat zij haar imago kon vormgeven met behulp van fotografie. Hoewel de slogan “werken en feesten vormt schone geesten” haar levensmotto was bleek dit niet direct uit haar (portret)foto’s. Daarop droeg zij meestal dezelfde, onopvallende en op het herenkostuum geïnspireerde combinatie van blouse en rok, soms in combinatie met een strik om haar hals. Vaak werd zij geportretteerd met een boek of in een omgeving die te maken had met haar werk, zoals een laboratorium. Daarom kregen wij de indruk dat Westerdijk niet de aandacht wilde vestigen op haar kleding, maar op haar intellectuele verdiensten. Een wetenschapper behoorde zich niet bezig te houden met futiliteiten als het uiterlijk, dat was iets wat aan vrouwen werd toegeschreven. Wellicht speelde Westerdijk daarom ook met sekse, door bijvoorbeeld een broek te dragen op haar reis door de Verenigde Staten en zich tijdens carnaval als man te verkleden. Het leek alsof zij op zoek was naar een balans tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid om serieus te worden genomen als wetenschapper, zonder dat het aanstootgevend werd.

Conclusie

Concluderend kunnen we zeggen dat de workshop ons leerde dat feministen aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, in tegenstelling tot de feministen van de tweede golf, hun kleding en uiterlijk niet radicaal veranderden om hun doelen te bereiken. Zij droegen vaak modieuze en/of praktische kleding die niet verschilde van die van andere vrouwen. Dat wil echter niet zeggen dat zij helemaal niet gebruik maakten van hun uiterlijk om hun doelen te bereiken. Zij zochten de grenzen op van wat binnen hun maatschappij mogelijk was op het gebied van mode door het gebruik van accessoires als horloges, boeken en het al dan niet dragen van hoeden. Daarnaast maakten zij gebruik van hun houding om hun strijdbare houding te tonen. Hun feminisme was “all in the details,” zodat het niet aanstootgevend werd en de maatschappij hen serieus bleef nemen.

[1] Rosa Genoni, Per una mode Italiana (1909; Rosa Genoni, La moda è una cosa seria (1935).

[2] Nan Enstad, Ladies of labor, girls of adventure. Working women, popular culture, and labor politics at the turn of the century (New York 1999).

Share