Met dertig man kwam het Franse stoffenconcern Boussac, bekend als eigenaar en financier van modehuis Dior, in 1954 naar Amsterdam om daar in het Carlton Hotel de nieuwe stoffencollectie te tonen. Dat deden zij dat jaar niet, zoals gebruikelijk was, door middel van stalenboeken, “maar door van de enorme sortering katoens, even zovele allerliefste modieuze japonnen en ensembles te maken, die, op Franse mannequins van de eerste couture-huizen, een betere propaganda voor de stof zijn, dan welke stapels monsters ook,” zo schreef een journalist van De Tijd.[1] Dat was een primeur voor Nederland. Twee jaar later, in 1956, was het Limburgse modehuis Schunck zelfs het eerste modehuis ter wereld waar de nieuwste collectie van Boussac werd geshowd.[2] En in 1957 vierde het Amsterdamse modehuis Hirsch het 75-jarig jubileum van de oprichting in 1882 met een modeshow van stoffen van het Franse concern.[3]
Boussac werd in 1911 opgericht door Marcel Boussac en ontwikkelde zich gedurende de twintigste eeuw tot één van de grootste katoenfabrikanten ter wereld. In de ruim honderd fabrieken werkten 25.000 mensen aan het weven, verven en drukken van de stoffen, zodat per dag maar liefst 500 kilometer stof per dag werd geproduceerd. “De oudste fabriek in de Elzas bestaat vanaf 1699,” las ik een paar weken geleden in De Tijd.[4] Zo ontdekte ik dat ik, geheel per toeval, afgelopen zomer een bezoek had gebracht aan een fabriek waar stoffen werden geproduceerd die bij Hirsch werden verkocht.
Ooit was Parc de Wesserling, zoals het fabrieksterrein tegenwoordig heet, de bakermat van de Franse textielindustrie. Hier werd de ruwe katoen uit India gewassen, gesponnen, geweven, geverfd en bedrukt. Al in 1786 was het één van de grootste fabrieken van Frankrijk en in de negentiende eeuw ontwikkelde de fabriek zich in razendsnel tempo verder. Ronde schoorstenen werden vierkant, de stoommachine deed zijn intrede en gas nam vervolgens de plaats van kolen in. De fabriek, toen nog van Gros Romain, won prijzen tijdens wereldtentoonstellingen en zelfs de Britse koningin Victoria was klant. Maar Wesserling was meer dan alleen een textielfabriek. Er was een heus château waar de directeuren woonden, en er ontstonden scholen, kerken, een kliniek, een theater, stallen en boerderijen op het terrein. Paternalisme speelde daarbij een grote rol, want door personeelsleden te ondersteunen werden zij tegelijkertijd afhankelijk van de directie.
Nadat de fabriek decennia lang in handen was van Gros Romain, drukte Boussac vanaf 1933 zijn stempel op Wesserling. Maar ook dat hield niet stand. In de jaren zestig en zeventig kwam Boussac in financiële moeilijkheden. In 1978 werd het bedrijf, inclusief Dior, verkocht. Daarmee waren de problemen echter nog niet verdwenen en een decennium vol overnames volgde. In 1988 werden de textiele activiteiten weliswaar hervat, maar Wesserling speelde daarbij geen rol meer. Het gehele fabrieksterrein, compleet met tuinen en gebouwen, werd in 1986 namelijk veilig gesteld door de overname door de Algemene Raad van de Haut Rhin. Die zorgde ervoor dat het terrein werd gerenoveerd en geconserveerd.
Nu zijn in de voormalige fabrieksgebouwen een textielmuseum, restaurants, tuinen, winkels en ateliers gevestigd. Andere gebouwen staan er nog vervallen bij, in afwachting van een nieuwe functie, of zijn zelfs tot ruïnes verworden. Maar ondanks het verval en ondanks het feit dat de gebouwen een nieuwe functie hebben gekregen is het niet moeilijk voor te stellen hoe de arbeiders hier vroeger naar hun werk liepen. In de voormalige weverij lijkt het zelfs alsof het werk ieder moment kon worden hervat – door de gebroken ramen zijn de weefgetouwen nog zichtbaar. Zo is Parc de Wesserling een mooi voorbeeld van hoe industrieel erfgoed hergebruikt kan worden, terwijl de geschiedenis van het terrein en de gebouwen wordt gerespecteerd én geconserveerd.
Meer foto’s van Parc de Wesserling vindt u op mijn Facebook-pagina.
[1] “Franse katoens in Amsterdam” De Tijd, 18 september 1954.
[2] “Franse creaties in Heerlen en Geleen” Limburgs Dagblad, 18 februari 1956.
[3] “Maison Hirsch jubileert” De Tijd, 5 maart 1957.
[4] “Franse katoens in Amsterdam” De Tijd, 18 september 1954.