De zaal zat al bijna vol toen ik een kwartier voor aanvang van de derde en laatste lezing die ik zou bijwonen bij Open Joodse Huizen aankwam bij 050 Crew aan de Oude Ebbingestraat 78. Historicus Vincent Hazelhoff vertelde hier het verhaal van George van Dam (1919-1942) en de Groninger confectie-industrie. George Arnold van Dam werd in 1919 geboren als zoon van Arnold en Rosa van Dam. Zijn vader was directeur van de herenkledingfabriek Wed. N.A. van Dam & Zn. George was de beoogde opvolger van de kledingfabriek, maar het liep anders.

Aron van Dam: stamvader van de Groninger confectie

Al in het begin van de negentiende eeuw handelde Aron Comprechts van Dam, de betovergrootvader van George, in tweedehands kleding. Hij wordt beschouwd als de stamvader van de Groninger confectie. Aron van Dam trouwde met Vrouwkje Gomprechts, die afkomstig was uit een gegoede joodse familie. Dankzij een erfenis van de stiefvader van zijn echtgenote konden zij een woning aan de Haddingestraat kopen. Later verkochten zij die en kochten zij een woning aan de Carolieweg in Groningen. Aron en Vrouwkje kregen heel veel kinderen, waarvan de meesten in leven bleven.

Eén van de dochters van Aron en Vrouwkje trouwde met Alexander Levie, de stamvader van de latere confectiefabriek van de gebroeders Levie. De zoon Andries en Nathan zetten aanvankelijk samen het bedrijf van hun vader voort. Andries vertrok later naar Amsterdam, waarna Nathan alleen het bedrijf leidde. Hij had een winkel op de hoek van de Oude Ebbinge- en de Hardewikerstraat. Zoals te zien is op een foto van P.B. Kramer uit 1900-1910 stond op de zijgevel de volgende tekst geschreven:

Van Dams kleedingmagazijn

En gros, en detail

Grootste keuze en voordeeligste prijzen

Voor heeren, jongeheeren

en kinderkleeding

Van Dam richtte zich op herenkleding, omdat dameskleding ingewikkelder te maken was en nog niet of nauwelijks in standaardmaten kon worden geproduceerd. Vrouwen maakten vooral zelf hun kleding of hadden een (huis)naaister.

Confectie in Groningen 

Confectie, oftewel kant en klaar geproduceerde kleding, werd halverwege de negentiende eeuw populair onder mensen in de middenklasse. Zij wilden niet langer tweedehands kleding dragen, maar hadden behoefte aan betaalbare nieuwe kleding. Door kleding te produceren in standaardmaten konden kleermakers sneller, en daardoor goedkoper, werken en zo aan de vraag voldoen. In Groningen ontstonden veel grote confectiebedrijven, waarvan de belangrijksten een joodse achtergrond hadden, namelijk Levie, Van Dam, Muller en Menko.

De industrialisatie was niet voor iedereen rooskleurig, maar bracht ook veel problemen met zich mee. De werkomstandigheden in de naaiateliers waren slecht. Dit leidde tot protest, en zelfs tot stakingen. Weliswaar werd er uiteindelijk een CAO bereikt, maar deze wisten ondernemers makkelijk te omzeilen. Daardoor veranderde er niet veel.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog floreerden de Groninger confectie-bedrijven, waaronder Van Dam. Concurrenten uit andere landen vielen weg, waarvan de Groninger bedrijven wisten te profiteren. In de jaren dertig verplaatste Van Dam de productie van de kleine ateliers naar een moderne fabriek aan de Achterweg. George van Dam verhuist in 1939 met zijn ouders naar een grote villa aan de Dilgtweg 16 in Haren.

Eerste trein naar Auschwitz

George van Dam was lid van de padvinders en de Groninger roeivereniging De Hunze. In de jaren dertig werd hij naar Londen gestuurd om daar tot coupeur te worden opgeleid. Daarna gaat hij aan de slag in het familiebedrijf. Na het uitbreken van de oorlog proberen George en zijn familie naar Londen te vluchten, maar dat mislukt. George blijft bij de confectiefabriek van zijn vader werken. In 1942 veranderde echter alles.

In dat jaar moest zijn vader Arnold gedwongen terugtreden als directeur van herenkledingfabriek Wed. N.A. van Dam vanwege zijn joodse achtergrond. Er werd een Duitse Verwalter (beheerder) aangesteld, die het bedrijf liquideerde. De fabriek hield op te bestaan. Rond deze tijd kreeg George een oproep om zich te melden voor de Arbeitseinsatz. Zijn ouders wilden dat hij hier geen gehoor aan gaf en dat hij zou onderduiken in een bejaardentehuis. Tegen de wens van zijn ouders in meldde hij zich toch. Wellicht zag hij de ernst van de situatie niet in, of wilde hij zijn ouders beschermen omdat hij bang was dat hen iets werd aangedaan als hij zich niet meldde?

Op 10 juli 1942 stapte George samen met negen andere joodse mannen uit Haren op de bus naar Westerbork. Daar vandaan schreef hij nog een brief aan zijn familie, waarin hij mededeelde dat hij in Duitsland moest werken:

Ik hoop dat jullie het rustig opnemen en de kop er voor houdt, dat doen wij ook.

Eens zal er wel een einde komen aan die oorlog en komen we weer terug.

Dat was niet het geval. Op 15 juli 1942 vertrok George met de eerste trein naar vernietigingskamp Auschwitz. Daar werd hij op 25 augustus 1942 vermoord. Zijn ouders, zus Stella en broertje Hugo overleefden de oorlog. Voor het voormalige huis van George van Dam ligt een ‘Stolperstein’ (struikelsteen) ter zijn nagedachtenis.

Share