Wie denkt dat ik na de publicatie van mijn boek helemaal klaar ben met Hirsch & Cie Amsterdam heeft het mis. Nog altijd verzamel ik kleding en reclamemateriaal van het modehuis. Zo wist ik niet lang geleden een bontjasje van astrakan te bemachtigen.
Het trieste verhaal achter astrakanbont
Zoals achter zoveel bontsoorten gaat ook achter astrakanbont een triest verhaal schuil. Het dichtkrullende bont is afkomstig van een maximaal drie dagen oud lammetje van het karakoelschaap, dat leeft in Centraal-Azië. Wanneer de lammetjes ouder zijn verdwijnt de krul uit de vacht.
Hoeden van astrakan worden al eeuwen gedragen in Centraal-Azië en het Midden-Oosten. In de westerse wereld is het bont vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw vooral populair om kragen en randen mee af te zetten. Daarnaast zijn er jasjes en capes van astrakan te koop. Ook in de twintigste eeuw is astrakanbont bij vlagen populair, bijvoorbeeld tijdens de Eerste Wereldoorlog en vanaf het einde van de jaren twintig tot ver in de jaren dertig.
Uniek label
Wat voor mij dit bontjasje echter vooral bijzonder maakt, is niet zozeer het materiaal maar het label. Tijdens mijn onderzoek naar Hirsch heb ik bijna honderd kledingstukken van het modehuis in museumcollecties bekeken, en nooit eerder ben ik een vergelijkbaar label met dit lettertype tegengekomen.
Om het jasje te kunnen dateren wilde ik het label vergelijken met logo’s in advertenties van Hirsch, maar ook daarin kon ik het lettertype niet traceren. In catalogi van het modehuis kwam ik helaas alleen lange bontmantels tegen, die niet vergelijkbaar waren met dit korte jasje. Vervolgens ging ik op zoek in de collecties van Modemuze. Daarin zijn astrakanmantels te vinden afkomstig uit de periode van de jaren dertig tot en met de jaren zestig van de vorige eeuw, maar geen daarvan lijkt op deze jas van Hirsch. Het blijft daardoor lastig om de jas exact te dateren, ook omdat niet bekend is wie de oorspronkelijke eigenaar was.
Bont bij Hirsch
Het jasje is in ieder geval voor de Tweede Wereldoorlog gemaakt, aangezien Hirsch na 1945 geen eigen atelier meer had en de voering met de hand is genaaid. Voor de oorlog had Hirsch een eigen bontatelier op de bovenste verdiepingen van het gebouw, waar zowel mannen als vrouwen werkten. Aan één van de wanden hangen vachten, terwijl op een andere wand een landkaart hangt die wellicht aangaf waar het bont vandaan kwam.
Op de tweede etage bevond zich de bontafdeling waar Hirsch een grote variatie aan bontsoorten verkocht, die tot de duurste producten van het modehuis behoorden, zo blijkt uit catalogi uit de jaren twintig en dertig:
Onze collectie BONTMANTELS bevat de laatste creaties vanaf de eenvoudigste tot de kostbaarste stukken: Nertz, Breitschwanz, Persianer, Kolinsky, Seal, Bisam, Caracul, Nutria, Ecureuil, Taupe, Poulain, Naturel Bisam, Karpatine, Colombie […] Wij hebben een uitgebreide collectie in zilver-, blauwe-, slate-, witte-, Alaska- en kidvossen. Echarpes en moffen in Chinchilla, Sabel, Marter, Nertz, Pekan, Skungs, Hudson, Kolinsky. Ecureuil, Skungs opossum, Australische opossum, Taupe en Colombie.
Daarnaast bood Hirsch ook de mogelijkheid om bont te repareren – wat goedkoper was in de zomer – en hun bont bij Hirsch in bewaring te geven in de zomer, om het zo te beschermen tegen motten. ‘Wij hebben voor dit doel speciaal ingerichte en royale koelkelders,’ schreef het modehuis op een aan klanten gerichte briefkaart. Of dit bontjasje in de zomer ook in bewaring werd gegeven bij Hirsch? Ik weet het niet, zoals ik veel niet weet over de geschiedenis van dit kledingstuk. Dat is het lastige wanneer je niet weet wie de oorspronkelijke eigenaar was. Sommige dingen zullen daardoor helaas altijd onbekend blijven…
Meer weten?
Wil je meer weten over het Amsterdamse modehuis Hirsch & Cie? Lees dan mijn boek over de geschiedenis van dit modehuis, dat is verschenen bij Uitgeverij Verloren.
Bestel hier het boek ‘Hirsch & Cie Amsterdam (1882-1976)’