Afgelopen zaterdag bezocht ik voor het eerst sinds lange tijd weer het Stadsarchief in Amsterdam, en nog wel om daar een lezing te geven. Dat deed ik tijdens het Famillement, het grootste familiehistorisch evenement van Nederland, dat het Centrum voor familiegeschiedenis (CBG) eens in de twee jaar organiseert. Dit keer was het thema ‘Voorouders van verre’. In mijn lezing ging ik daarom in op de invloed van migranten bij Hirsch & Cie Amsterdam. Migranten waren namelijk essentieel voor het succes van het modehuis, dat zonder hen niet had bestaan. Kon u niet aanwezig zijn bij mijn lezing tijdens het Famillement? Of wilt u nog eens rustig nalezen wat ik afgelopen zaterdag vertelde? In deze blogpost deel ik de belangrijkste informatie uit mijn lezing.

Sally Berg en Sylvain Kahn

Een primeur was het toen Hirsch & Cie op 25 september 1882 voor het eerst de deuren opende aan het Leidseplein in Amsterdam. Voor het eerst konden vrouwen uit de Nederlandse elite haute couture aanschaffen in eigen land. Oprichters Sally Berg en Sylvain Kahn kochten namelijk originele modellen in bij beroemde Franse modehuizen, om ze vervolgens in de Amsterdamse ateliers in de originele stoffen op maat van de klant na te maken.

Sally Berg en Sylvain Kahn

Net als veel andere ondernemers in het Nederlandse grootwinkelbedrijf waren Sally Berg en Sylvain Kahn afkomstig uit het buitenland. Beide heren waren in 1857 geboren in respectievelijk het Duitse Warburg en het kleine plaatsje Schirrhoffen in de Elzas. Zij verhuisden op jonge leeftijd naar Brussel, waar zij in de leer gingen bij het in 1869 opgerichte modehuis Hirsch & Cie Bruxelles. Berg ontwikkelde zich in Brussel tot chef van de afdeling couture, terwijl Kahn uiteindelijk de leiding kreeg over de stoffenafdeling.

Na verloop van tijd vatten Kahn en Berg het plan op om samen een eigen zaak op te richten. Zij kozen ervoor om dat in Amsterdam te doen na een zakenreis van Sylvain Kahn aan Nederland. De Nederlandse vrouwen gingen volgens Kahn ‘zóó slecht, zoo vreemd aan alle begrippen van de mode’ gekleed dat hij even dacht dat hij in China was beland, zo zei hij in een interview in 1928.

Familiebedrijf

Ten tijde van de opening was Hirsch & Cie Amsterdam nog geen familiebedrijf. Het modehuis werd met financiële steun van Leo Hirsch – de oprichter en directeur van Hirsch & Cie Bruxelles – opgericht als Vennootschap onder Firma. Sylvain Kahn, Sally Berg en Leo Hirsch waren de firmanten en Kahn en Berg kregen de dagelijkse leiding over het bedrijf.

Een familiebedrijf werd Hirsch pas min of meer toen Sylvain Kahn op 29 mei 1885 in Keulen in het huwelijk trad met Julie Berg. Zij was een jongere zus van Sally Berg en kwam net als hij uit Warburg. Zakelijk gezien was dit natuurlijk een gunstige verbintenis, omdat de leiding van Hirsch voortaan min of meer in handen was van één familie. Dat was helemaal het geval nadat Kahn en Berg na tien jaar hun lening aan Leo Hirsch hadden afbetaald en zelfstandig verder mochten.

Personeelsleden van ‘verschillende natiën en tongen’

Omdat bestaande Nederlandse grootwinkelbedrijven zich voornamelijk richtten op goedkope Duitse confectie, was in Nederland volgens Kahn en Berg geen geschikt personeel te vinden. Zij kozen er daarom voor om personeel uit het buitenland over te laten komen. Helaas is van Hirsch & Cie Amsterdam echter geen bedrijfsarchief of personeelsbestand bewaard gebleven. Daardoor is moeilijk na te gaan wie de personeelsleden waren en waar zij vandaan kwamen. Door diverse bronnen te combineren is het toch mogelijk om meer over hen te achterhalen. Zo maakte ik gebruik van foto’s uit de collectie van atelier J. Merkelbach, verslagen en verhoren van personeel in confectiebedrijven, de indexen van het Stadsarchief Amsterdam, buitenlandse archieven, http://www.delpher.nl en particuliere bronnen.

Migranten bij Hirsch & Cie Amsterdam

In 1891 schreef een journalist van het Algemeen Handelsblad dat Hirsch slechts veertien personeelsleden telde bij de opening in 1882. Of dit getal betrouwbaar is, is nog maar de vraag aangezien het artikel bijna tien jaar na de opening werd geschreven. Tijdens de parlementaire arbeidsenquête in 1887 ten behoeve van de Arbeidswet van 1889 sprak voormalig werkneemster Henriëtte van der Putten over honderd meisjes en vrouwen in de ateliers, coupeurs en coupeuses meegerekend. In datzelfde jaar schreef Het nieuws van den dag dat in de eerste vijf jaar ‘het cijfer der bedienden in de magazijnen tot 85 [is] geklommen, terwijl op de in de hoogste verdiepingen gelegen werkplaatsen meer dan 100 personen arbeiden van verschillende natiën en tongen.’

Internaat

De buitenlandse werknemers woonden intern in een internaat op de bovenste verdieping van het modehuis, dat werd geleid door Julie Kahn-Berg. Bij Hirsch woonden echter niet alle personeelsleden intern. Volgens het Algemeen Handelsblad verbleven in 1891 ‘een veertigtal leden van het personeel’ in het pension en ‘tachtig genieten er dagelijks, in twee ploegen, de ochtend- en middagtafel’. Het internaat bleef bestaan tot het einde van de negentiende eeuw, toen de tweede verdieping in 1899 als nieuw magazijn werd geopend. Aan de hand van het (toenmalige) adres van Hirsch – Leidseplein 13 – in het bevolkingsregister na te gaan wie in de beginjaren bij Hirsch woonden en werkten. Daarbij stond bovendien vermeld welke functie de personeelsleden hadden. Het ging bijvoorbeeld om modistes, winkelbediendes en kantoorbediendes.

Jubilarissen en foto´s Merkelbach

Enkele namen in het bevolkingsregister komen overeen met die van personeelsleden in boeken met jubilarissen. In deze dikke boeken staan namen en foto´s van jubilerende personeelsleden. Bovendien vermelden de boeken wanneer de medewerkers in dienst traden en hun jubileum vierden. Soms staat er zelfs bij geschreven wanneer iemand Hirsch verliet of met pensioen ging. Deze informatie kan vervolgens worden vergeleken met andere bronnen, zoals foto’s en archiefmateriaal.

Vanaf 1912 werden de foto’s van de jubilarissen gemaakt door atelier J. Merkelbach, dat was gevestigd in het Hirschgebouw. Het Stadsarchief Amsterdam beheert de collectie van Merkelbach, die vele foto’s van Hirsch bevat. Vaak staan hier een naam/en of adres bij, wat aanknopingspunten biedt voor verder onderzoek. In sommige gevallen gaat het om klanten, maar vaak zijn het ook foto´s van personeelsleden.

Indexen Stadsarchief Amsterdam

Dankzij de gegevens in de memoires, personeelsboeken en de collectie van atelier J. Merkelbach is het mogelijk meer informatie over de personeelsleden te vinden in de indexen van het Stadsarchief Amsterdam. Dit is vooral het geval bij weinig voorkomende persoonsnamen. Met algemenere namen is het moeilijker om vast te stellen of het om de juiste persoon gaat. Bovendien zijn beroepen vaak vaag beschreven als ‘winkelbediende’, ‘verkoper’ of ‘coupeur’. In dat geval kon iemand ook elders werkzaam zijn geweest. Soms staat er echter letterlijk vermeld dat iemand een functie had bij Hirsch. Alleen dan is met zekerheid vast te stellen dat iemand bij het modehuis in dienst was.

Kettingmigratie

Wanneer je een kaartje maakt van de herkomst van de personeelsleden, blijkt dat de meeste buitenlandse personeelsleden afkomstig waren uit de geboortestreken van Kahn en Berg. Maar er waren ook personeelsleden die verder weg geboren waren in bijvoorbeeld Wenen, Zweden en Breslau (tegenwoordig het Poolse Wroclaw).

Herkomst buitenlandse personeelsleden van Hirsch & Cie Amsterdam op de kaart

Uit de bronnen blijkt dat er voornamelijk sprake was van kettingmigratie. Dit houdt in dat een persoon die naar een ander land emigreert, gevolgd wordt door familieleden, vrienden of streekgenoten. Veel personeelsleden die in de beginjaren bij Hirsch werkten, zijn afkomstig uit de geboortestreken van de oprichters. Daarbij gaat het om familieleden van de oprichters, maar ook andere personeelsleden kwamen uit de geboortestreken van Kahn en Berg naar Hirsch in Amsterdam. Velen van hen waren ook weer familie van elkaar.

Daarnaast volgden veel personeelsleden Kahn en Berg vanuit Brussel naar Amsterdam, met veelal een rooms-katholieke achtergrond. Het is goed mogelijk dat zij eerder in dienst waren van Hirsch & Cie Bruxelles en daar Kahn en Berg ontmoetten. Uit de herinneringen van Jaap Schuler blijkt namelijk dat Kahn en Berg in Brussel een netwerk opbouwden, waarvan onder anderen zijn uit Duitsland afkomstige grootouders,  Willy Schuler en Selma Wittgenstein, deel uitmaakten. Mogelijk behoorden ook de Belgische personeelsleden tot dit netwerk.

Eigen modehuizen

Veel van de buitenlandse werknemers die bij Hirsch in de leer waren geweest kregen relaties met elkaar en begonnen later eigen zaken, vaak met financiële steun van de directie van Hirsch. Zo richtten oud-werknemers Maison de Paris op in Den Haag en Arnhem. De eerder genoemde Willy Schüler en Selma Wittgenstein openden Maison Schüler in Rotterdam en Den Haag. Tot slot werden onder ander C.H. Kühne & Zonen in Den Haag en het Haarlemse modehuis Koster overgenomen door buitenlandse oud-werknemers van Hirsch. Zo had Hirsch via de buitenlandse werknemers invloed op de mode in heel Nederland.

Na het internaat

Hirsch had niet alleen in de beginperiode buitenlandse personeelsleden in dienst. Ook na de stopzetting van het internaat was dit het geval, in ieder geval tot aan de Tweede Wereldoorlog. Nu was echter niet meer sprake van kettingmigratie, maar van actieve werving. Zo vroeg Sally Berg zijn neef Robert Berg uit Warburg bij het modehuis te komen werken, om zo de naam Berg bij Hirsch & Cie te kunnen voortzetten. Bij Hirsch werd Robert Berg verantwoordelijk was voor de inkoop van hoofdzakelijk wollen stoffen en de groothandelproducten.

In de jaren twintig vroeg Robert Berg op zijn beurt Eline Verlhac om voor Hirsch te komen werken. Na de Eerste Wereldoorlog werkte zij voor een groot Parijs’ modehuis. Bij het Amsterdamse modehuis zou zij leiding geven aan de afdeling haute couture. Als zodanig werd zij verantwoordelijk voor het samenstellen van de collectie, waarvoor zij regelmatig terug zou keren naar Parijs. Berg verzekerde Verlhac ervan dat de klanten en verkoopsters Frans spraken. Toch aarzelde zij, omdat ze er tegenop zag om te vertrekken naar een onbekend land. Het verleidelijke salaris, waarvan de hoogste helaas niet werd vermeld, gaf de doorslag. Weliswaar woonden buitenlandse personeelsleden nu niet meer intern bij Hirsch, het modehuis zorgde wel voor woonruimte. Volgens haar dochter regelde Hirsch onderdak voor Verlhac in de Marnixstraat, vlak bij haar nieuwe werk en met uitzicht op de artiesteningang van de Amsterdamse Stadsschouwburg.

Richard Goetz

Tot slot was in de jaren ’30 de joods-Duitse couturier Richard Goetz een belangrijke persoon binnen Hirsch. De in Alsbach geboren Goetz had vanaf 1927 een florerend modehuis aan de Berlijnse Kurfürstendamm, dat tot de belangrijkste Duitse modehuizen behoorde. Na 1933 bedreigde het naziregime het modehuis echter in zijn voortbestaan. Hirsch-directeur Arnold Kahn vroeg hem daarom naar Amsterdam te komen. Volgens Goetz’ gezinskaart vestigde de couturier zich in 1938 aan de Paules Potterstraat in Amsterdam. In datzelfde jaar werd Goetz’ modehuis aan de Kurfürstendamm overgenomen en gesloten.

De grote populariteit van Goetz was wellicht een belangrijke reden om hem naar Amsterdam te halen. In zijn memoires beschreef Kahn de couturier als een vrij lelijke man met charme, die door zijn clientèle werd aanbeden: ‘Hij mocht hen uren laten wachten: hij was en bleef hun afgod, die van hen de meest aantrekkelijke vrouw ter wereld kon maken.’ Ook kon hij het zich veroorloven vrouwen die in zijn ogen dik en onelegant waren, weg te sturen met een zin als: ‘Die Frau kann ich nicht anziehen, si eist zu dick.’

Wat ook de precieze reden was voor het aantrekken van Goetz, feit was dat hij een belangrijk aandeel had in de opleving van Hirsch in de tweede helft van de jaren dertig, na de economische crisis in het eerste deel van dat decennium. Dankzij hem kreeg het modehuis er een groot aantal nieuwe klanten bij, onder wie naar verluidt veel Duitse joden die net als Goetz waren gevlucht voor de nazi’s en de couturier volgden naar Hirsch. In augustus 1941 verliet hij Amsterdam met onbekende bestemming, zo staat op zijn gezinskaart.

Conclusie

Of Hirsch & Cie Amsterdam na de Tweede Wereldoorlog ook nog buitenlandse personeelsleden in dienst had, is niet bekend. Duidelijk is echter dat migranten essentieel waren voor het succes van het modehuis. Zonder migranten had Hirsch immers niet bestaan en het modehuis had veel buitenlandse personeelsleden. Bovendien richtten veel buitenlandse oud-medewerkers zelf een modehuis of namen bestaande modehuizen over. Op die manier beïnvloedde Hirsch de mode in Nederland via de buitenlandse oud-personeelsleden.

Meer weten?

Wilt u meer weten over het Amsterdamse modehuis Hirsch & Cie? Lees dan mijn boek over de geschiedenis van dit modehuis, dat is verschenen bij Uitgeverij Verloren.

Bestel hier het boek ‘Hirsch & Cie Amsterdam (1882-1976)’

Share