Schrijfster Thera Coppens werd tijdens haar onderzoek naar Suzanne en Edouard Manet bijna verblind door emotie, toen zij in de Morgan Library in New York brieven van Emile Zola en Charles Baudelaire in handen had, zo vertelde zij vorige week tijdens een lezing in Groningen. Dat zij mocht voelen en lezen wat de handen van deze beroemde schrijvers hadden aangeraakt en geschreven, en waarover zij misschien wel hadden geniest of koffie hadden gemorst bezorgde haar een brok in de keel.
Het verhaal van Thera Coppens was herkenbaar voor mij. Weliswaar ben ik tijdens mijn onderzoek tot nu toe nog geen brieven van literaire grootheden tegengekomen, maar dat wil niet zeggen dat bronnen bij mij geen emoties oproepen. Zelf heb ik kledingstukken van koningin Wilhelmina onderzocht, die mij het gevoel gaven dat ik in aanraking met haar kon komen, ook al is zij allang overleden en ken ik haar alleen van beelden uit de media en boeken. Dat je via brieven, kledingstukken en andere bronnen in direct contact kunt komen met personen en gebeurtenissen uit het verleden is voor mij heel bijzonder. Het is één van de leukste onderdelen van onderzoek doen, omdat je kan tijdreizen zonder je plek te verlaten. En ook al zit ik soms uren- of zelfs dagenlang in een archief zonder iets noemenswaardigs te vinden, één nieuwe ontdekking maakt dat allemaal weer goed. Een gevoel van euforie maakt zich van mij meester en dat motiveert mij om weer verder te gaan.
Na het verhaal van Thera Coppens kan ik niet wachten om ook weer het archief in te duiken.